Ouderverstoting is een overlevingsstrategie van het kind’
Interview met Erna Janssen
Bij ouderverstoting is een kind vijandig tegenover een van de ouders, het weigert contact en laat daar geen schuldgevoelens over zien. De andere ouder, maar ook de omgeving, is daar volgens Erna Janssen altijd schuldig aan. Ze werkt veel met deze problematiek en ontwikkelde een systemische methode voor de aanpak.
Waarom heb je je verdiept in ouderverstoting?
In 2012 kwam ik in aanraking met verschillende ouders van wie de kinderen het contact hadden verbroken. Terwijl ze voorheen een goede relatie hadden met hun kind. Het viel me toen op hoe ontzettend weinig er eigenlijk bekend was over ouderverstoting. Ik ging me erin verdiepen en zag jarenlang wekelijks ouders die hiermee te maken hebben, ook pleeg- en adoptieouders, vaders en moeders.
Kinderen verbreken het contact bijna altijd onder invloed van de omgeving. Vaak na een complexe scheiding, soms pas enkele jaren daarna. Het kind raakt in een loyaliteitsconflict en om de pijn hiervan te vermijden kiest het tégen de ene en vóór de andere ouder.
Ouderverstoting is uitzonderlijk, omdat kinderen doorgaans juist contact willen houden met beide ouders. Een kind kiest hier alleen voor als het als het ware vermorzeld dreigt te worden in de strijd tussen beide ouders, of als de omgeving blijft benadrukken dat die ouder niet de moeite waard is om van te houden. Wat ik belangrijk vind: als een kind het contact verbreekt is daar altijd een reden voor. Ga uitzoeken wat die reden is, maar zonder intussen die ene ouder op afstand te zetten, wat vaak gebeurt. Laat de omgang doorgaan en biedt ondersteuning aan het kind en beide ouders.’
Hoe begint ouderverstoting?
‘Ouderverstoting kan ontstaan als één ouder na een scheiding alle invloed krijgt op de opvoeding en ontwikkeling van een kind, en daarbij wordt gefaciliteerd door de omgeving. Deze ouder krijgt steeds meer invloed op het dagelijks leven van het kind. Het wordt afhankelijk van die ‘binnen-ouder’. Als die ouder ook nog negatieve opmerkingen gaat maken over de ‘buiten-ouder’, komt het kind onder druk te staan. Daardoor voelt het zich op een gegeven moment gedwongen om een keuze te maken tussen beide ouders.
Ouderverstoting is dus een overlevingsstrategie van het kind. Anders dan vaak gedacht wordt, is het niet iets wat een kind zelf wil. Het is de omgeving die kinderen ertoe aanzet, door de ene ouder steeds meer op afstand te plaatsen.
’Vrijwel altijd na een scheiding
Het is niet bekend hoe vaak ouderverstoting voorkomt, ‘doordat het lang niet werd herkend en er geen eenduidige definitie voor is. Volgens een schatting betrof het in 2001 ongeveer 150.000 kinderen. Uit langlopend onderzoek (Kalmijn, 2018) weten we wel dat 20 procent van de kinderen van gescheiden ouders op volwassen leeftijd hun vader niet ziet en 5 procent hun moeder niet. Dat hoeft niet allemaal een gevolg te zijn van ouderverstoting. Bij intacte gezinnen is dit 2 en 1 procent. Scheiding vergroot dus het risico op een contactbreuk sterk. Na een scheiding wonen de meeste kinderen bij hun moeder, waarvan bijna de helft de vader maar ééns per maand ziet. Daardoor is de kans op contactbreuk met de vader extra groot.
Hoe kun je het herkennen?
‘Een milde vorm van ouderverstoting is nog normaal in de periode vlak na de scheiding. Met goede afspraken tussen ouders, door psycho-educatie of bemiddeling kun je voorkomen dat er blijvend contactverlies ontstaat. Bij een matige vorm laat de binnen-ouder sterke emoties zien, zoals bijvoorbeeld rouw en boosheid. Het kind gaat daarin mee en laat zich negatief en veroordelend uit over de buiten-ouder. Tijdens het contact met de buiten-ouder laat het kind geen genegenheid zien, is afstandelijk en teruggetrokken.
Bij een ernstige vorm van ouderverstoting is de binnen-ouder onbewust of bewust bezig met het beïnvloeden van het kind, vaak met steun van de omgeving. Het kind is vijandig tegenover de buiten-ouder, weigert contact en laat daar geen schuldgevoelens over zien.
Het herkennen van het proces van ouderverstoting en werken met deze groep kinderen en ouders is niet eenvoudig. Het vraagt om goed opgeleide professionals en juristen. Ik heb een methodiek ontwikkeld die ik ook met mijn trainees deel. Daarnaast zijn er signalenlijsten voor ouders en kinderen; het is goed om je daarin te verdiepen.
’5 tips voor professionals
- Verdiep je in het fenomeen ouderverstoting en vraag je bij mogelijke gevallen af of daar sprake van is. Zorg dat je bij de beoordeling gebruik maakt van onafhankelijke bronnen én gesprekken met het kind zelf (zonder aanwezigheid van ouders) en met beide ouders (individueel).
- Maak een genogram om familie en de gehele omgeving in kaart te brengen en een plek te geven, zodat alle mogelijke hulpbronnen in beeld zijn en je niet alleen van de ouders afhankelijk bent.
- Vraag het kind naar goede herinneringen met de beide ouders, denk aan maaltijden, activiteiten, wandelingen, ritjes in de auto, vakanties, familiebijeenkomsten, omgaan met huisdieren.
- Leer systemisch kijken door circulaire vragen te stellen (vragen waarbij niet naar een schuldige gezocht wordt, maar naar verbanden tussen situaties en gevoelens).
- Gebruik de Meldcode in combinatie met signalen van ouderverstoting.
Welk effect heeft ouderverstoting op kinderen?
‘Het verstoten van een ouder belemmert de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind. Naar de korte- en langetermijneffecten is veel onderzoek gedaan door Amy Baker, die het parental alienation syndrome noemt – syndroom van oudervervreemding. Zelf heb ik het liever over ouderverstotingsproblematiek.
Amy Baker liet zien dat kinderen door ouderverstoting op latere leeftijd moeite krijgen om relaties aan te gaan en om te gaan met autoriteit. Door onder druk te ‘kiezen’ voor een van de ouders, leren ze niet dat ze van beide ouders mogen houden en leren ze niet hoe ze die andere ouder een plaats kunnen geven in hun leven.
Kinderen hebben na ouderverstoting ook vaak weinig vertrouwen in zichzelf en anderen, moeite met relaties en een grotere kans om later te scheiden en zelf een buiten- of binnen-ouder te worden. Ouderverstotingproblematiek wordt gezien als een vorm van psychische kindermishandeling. In de Meldcode zou er daarom apart aandacht aan besteed moeten worden, net als bijvoorbeeld seksueel misbruik of eergerelateerd geweld.’
Korte- en langetermijneffecten
Korte termijn: naast het gemis van een ouder, ervaart het kind vaak stress, onrust en schuldgevoelens. Door een kind te laten kiezen welke ouder het niet wil zien, krijgt het een te zware verantwoordelijkheid. (Dat is overigens iets anders dan het horen van een kind, wat altijd moet).
Lange termijn: meer kans op gedragsproblemen zoals boosheid en manipulatie, psychosomatische problemen, depressie, schaamte, angst, middelenmisbruik, onveilige hechting, minder zelfwaardering en zelfvertrouwen, minder vaardig om met spanning om te gaan, minder vertrouwen in anderen, moeite met scholing en opleiding en een beschadigde identiteit door de eenzijdige identificatie met de manipulerende ouder.
Bron: rapport van het expertteam Ouderverstoting, 2021
Wat kunnen scholen, huisartsen en andere professionals beter doen?
‘Zowel school als huisarts hebben plichten ten opzichte van beide ouders. De school heeft volgens de wet een actieve informatieplicht wanneer het ouderlijk gezag bij beide ouders rust. Toch voldoen scholen daar vaak niet aan. Als een kind van gescheiden ouders op school wordt ingeschreven, worden vaak de gegevens van één ouder opgenomen, in de verwachting dat ouders informatie met elkaar delen. Maar dat is niet altijd zo. Soms verandert het kind zelfs van school zonder dat de buiten-ouder daarvan weet.
Dat slechts één ouder wordt geïnformeerd is vervelend, maar ook juridisch niet correct. Die ouder is meer op de hoogte van de ontwikkeling van het kind, krijgt meer invloed op diens leven, terwijl de andere ouder aan de zijlijn staat. Vraag dus de gegevens van beide ouders en breng hen bij gezamenlijk gezag steeds beiden op de hoogte.
Ook huisartsen mogen meer alert zijn op hun plichten. Vaak weten zij van de kinderen van gescheiden ouders in hun praktijk niet goed hoe de gezagsverhouding van de ouders in elkaar zit. Mijn advies: check dat altijd even in het gezagsregister. De verplichting om informatie te delen bij gezamenlijk gezag geldt ook voor kinderopvangorganisaties en zorgverleners zoals tandartsen, psychologen en de jeugdgezondheidszorg.’
Wat als het bij een van de ouders onveilig is?
‘Dat omgang en contact hetzelfde zijn, is een veel voorkomend misverstand. Je kunt het fysieke contact wel stopzetten, bijvoorbeeld vanwege de veiligheid, maar de omgang moet absoluut doorgaan, vanwege het omgangsrecht van een kind. De omgang kan allerlei vormen hebben, van mailen tot het sturen van een kaartje. Als een of beide ouders onveilig zijn voor een kind, betekent dat niet automatisch dat een kind zich niet tot hen mag leren verhouden. Wel moet de veiligheid van het kind gewaarborgd zijn. Fysiek contact stopzetten tijdens een onderzoek kan een optie zijn, maar het stopzetten van de omgang kan formeel alleen de rechter doen, mits daar zwaarwegende redenen voor zijn.
Stel, er zijn signalen dat een ouder het kind seksueel misbruikt. Normaal gesproken wordt het contact met die ouder per direct stopgezet. Begrijpelijk, maar daar zitten haken en ogen aan. Beter is het om een vorm te vinden voor veilige omgang, zodat het kind kan leren hoe het zich wil verhouden tot die ouder. Mocht er sprake zijn van een valse aangifte, dan is het bovendien maar de vraag of het contact tussen het kind en de ouder die verdacht werd, ooit weer wordt hersteld. Soms is de schade dan al te groot.
Wat nu vaak bij een ‘moeilijke’ ouder gebeurt, is: we doen de ene ouder weg, dat is gemakkelijker. Daarmee is de keuze al voor het kind gemaakt. Je moet niet automatisch zeggen dat het kind beter af is bij de ‘veilige’ ouder. Leer het kind hoe het kan omgaan met beide ouders. Ook als er van alles aan de hand is met één ouder, wil dat niet zeggen dat een kind niet van hem of haar mag houden.’
Signalen bij het kind
- Ontkennen van het bestaan van de andere ouder of denigrerende opmerkingen maken over de andere ouder.
- De andere ouder plots bij de voornaam noemen, de achternaam van de andere ouder niet meer willen gebruiken. Een bijnaam voor de afgewezen ouder gebruiken.
- Ontkennen van fysieke overeenkomsten van het kind met de andere ouder.
- Gebruik van zwakke en absurde argumenten waarom het kind de andere ouder niet zou kunnen of willen zien.
- Geen ambivalentie laten zien (de ene ouder is 100% goed en de andere 100% fout).
- Zeggen dat de afwijzing uitsluitend het eigen besluit van het kind is.
- Krachtig ondersteunen van de afwijzing door de (hoofd)verzorgende ouder.
- Geen schuldgevoelens tonen over het afwijzende gedrag t.o.v. van de andere ouder.
- Zich uiten in een taal die ingestudeerd lijkt/niet leeftijdsadequaat is (en daardoor afkomstig lijkt van de verzorgende ouder of andere volwassenen; in ieder geval niet kind-eigen lijkt).
- (Negatieve) herinneringen noemen die niet van het kind zelf kunnen zijn.
- Ook de familie van de andere ouder afwijzen.
Bron: Memo Raad voor de Kinderbescherming over dreigend contactverlies na scheiding, 2021
Hoe achterhaal je wat een kind zélf wil?
Soms vindt de omgeving het heel gewoon dat een ouder verdwijnt, of zeggen ze: hèhè, die is weg, ik vond hem of haar altijd al raar. Zo ontneem je het kind de kans om zelf te kiezen hoe het wil omgaan met beide ouders. Ik weet dat dit ingewikkeld klinkt en dat het ingaat tegen wat hulpverleners gewend zijn. Tot voor kort besloot de Raad voor de Kinderbescherming nog vaak dat een van beide ouders zich moest terugtrekken, als dat in het belang van de rust van het kind was. Daar zijn ze nu van aan het terugkomen.’
‘In dit soort situaties weet je dat vaak niet. Je kunt ernaar vragen, maar het is de vraag of het lukt om een authentiek antwoord te krijgen, dat niet op de een of andere manier door de omgeving is beïnvloed. Het is ook de vraag of een kind in dit soort complexe familiezaken alle aspecten van de relatie kan overzien. Kinderen moeten op de een of andere manier leren omgaan met beide ouders, al is dat voor sommige kinderen een zware taak.
Dit vraagt om steun en meedenken met een kind. Je hoort vaak zeggen: een kind wil zijn ouder niet zien. Vervang ‘ouder’ door ‘school’ en je gaat er al veel minder snel in mee. Natuurlijk moet je ook naar de gevoelens van het kind luisteren en ingaan op zijn bezwaren. Maar ik vind ‘nee’ geen antwoord. Zoals je kunt leren omgaan met een ziekte, kun je ook leren omgaan met een moeilijke ouder. Je kunt het kind helpen met zich realiseren dat de relatie met de ene ouder mag verschillen van de relatie met de andere ouder, passend bij het kind en bij de omstandigheden.
Soms vindt de omgeving het heel gewoon dat een ouder verdwijnt, of zeggen ze: hèhè, die is weg, ik vond hem of haar altijd al raar. Zo ontneem je het kind de kans om zelf te kiezen hoe het wil omgaan met beide ouders. Ik weet dat dit ingewikkeld klinkt en dat het ingaat tegen wat hulpverleners gewend zijn. Tot voor kort besloot de Raad voor de Kinderbescherming nog vaak dat een van beide ouders zich moest terugtrekken, als dat in het belang van de rust van het kind was. Daar zijn ze nu van aan het terugkomen.’
Wat kunnen hulpverleners beter doen?
‘Hoewel ze het natuurlijk goed bedoelen, faciliteren veel organisaties dit soort situaties, omdat ze de rechten van het kind niet waarborgen. In feite zijn zij het die bepalen of een kind zich wel of niet kan leren verhouden tot allebei de ouders.
Ten eerste: probeer bij een scheiding niet naar een schuldige te zoeken. Het zou ook helpend zijn als professionals weten hoe ze moeten meebewegen met het recht van het kind. Nu steunen ze vaak alleen die ene ouder of richten ze zich op de communicatie tussen de ouders. We willen veilig zijn voor kinderen, maar dat ben je op deze manier niet, omdat je maar één ouder het speelveld geeft. Dat we voortdurend genoegen nemen met één ouder, kan extra opspelen als er een rechtszaak komt. Als dan de omgang alsnog moet worden hersteld, is het soms te laat doordat een ouder al op afstand is gezet.
Organisaties moeten dus oppassen dat ze ouderverstoting niet faciliteren. Probeer ook het ouderschap van die andere ouder mogelijk te maken. Dat kan op allerlei dagelijkse momenten, maar ook tijdens verjaardagen, kerst, het Suikerfeest. En zorg dat je de signalen herkent, weet welke behoeften deze ouders en kinderen hebben en dat je de onderlinge dynamiek herkent.’
Wat kunnen hulpverleners beter doen?
Signalen bij de ouders
- Beschuldigingen tussen ouders over en weer; er is ernstig onderling wantrouwen.
- Hoog individueel stressniveau; ouders denken niet meer met een kalm brein, kunnen niet meer neutraal naar de ander kijken, kleuren elke actie en elk woord negatief in. Het conflict is leidend.
- Onverwerkt trauma en/of onveilige hechting bij een of beide ouders.
- Niet in staat zijn tot onderscheid ex-partnerrol en ouderrol.
- Niet in staat zijn met elkaar te communiceren in het belang van de kinderen; oude patronen uit het huwelijk staan een constructief gesprek in de weg.
- Niet in staat zijn de kinderen weg te houden van eigen emoties ten opzichte van de andere ouder.
- Eigen behoefte aan contact met het kind staat boven de behoefte van het kind zelf. Ouders zien de behoefte van het kind niet meer, zijn beïnvloed door strijd/pijn/angst.
- Omgeving/netwerk is betrokken in de onderlinge strijd tussen ouders.
Bron: Memo Raad voor de Kinderbescherming over dreigend contactverlies na scheiding, 2021
Bron: Augeomagazine.nl
Erna Janssen geeft als oprichter van de FamilieAcademie cursussen, trainingen en voorlichting over ouderverstotingsproblematiek. Daarnaast is ze trainer in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en in omgaan met seksueel misbruik. Ze is maatschappelijk werker en ontwikkelde een systemische methode voor de aanpak van ouderverstotingsproblematiek.