PROFESSIONALS

Bij oudervervreemding worden het kind en één ouder ernstig belast en hebben zij regie nodig!

  • Het kind om zichzelf te kunnen beschermen in de relatie met een verstotende ouder

  • De ouder om voldoende krachtig te zijn om het kind te kunnen opvoeden tot een zelfstandig en weerbaar persoon

Is ouderverstoting een feit dan hebben we het kind én de ouder niet kunnen beschermen

Willen we oudervervreemding stoppen en ouderverstoting voorkomen, dan moeten zowel de rechten van allebei de ouders, als die van het kind gewaarborgd zijn.

Allebei de ouders hebben het recht en de plicht om hun minderjarige kind op te voeden en het is het kind dat recht heeft op een opvoeding waarin het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind is gewaarborgd en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid wordt bevorderd; een opvoeding waar in de verzorging van het kind geen geestelijk of lichamelijk geweld of enig andere vernederende behandeling wordt toegepast (Wetboek 1, Personen- en Familierecht, artikel 247 1e lid en 2e lid).

In de relatie met een verstotende ouder wordt het kind echter van de eigen persoonlijkheid vervreemd in het belang van die ouder, in plaats van dat de eigen persoonlijkheid van het kind wordt bevorderd. Het kind heeft ook dan het recht om eigen ervaringen op te doen met deze ouder en te leren hoe het zich in het contact, dat niet wederzijds is, tot die ouder kan (leren) verhouden. Het kind heeft er recht op dat dit proces zodanig is afgestemd op de eigen draagkracht dat het de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid bevordert. Het kind heeft wijsheid, maar kan dit niet alleen.

Wat heeft het kind dan nodig, want in het contact met een verstotende ouder is er niemand bij

  1. Het kind heeft een ouder nodig die zich bewust is van wat de ouder zelf én het kind overkomt en die stevig in de eigen schoenen staat. Een ouder die de persoonlijkheid van het kind bevordert door het kind te zien en te erkennen in de eigen ervaringen met de verstotende ouder. Een ouder die met het kind mee kan denken over oplossingen in wat het meemaakt, om het voor zichzelf goed te maken in de tijd dat het bij de verstotende ouder verblijft. Het kind zal zelf een keuze van handelen hebben en weten dat het niet op een ouder gericht hoeft te zijn.

  2. Het kind heeft van professionals nodig dat zij zien en erkennen in welke situatie het kind zelf én de beschermende ouder zich bevinden en dat beiden daarin worden gesteund; dat professionals zich objectief opstellen naar allebei de ouders, zodat het kind zich beschermd weet om zichzelf tot anderen te leren verhouden en om krachtig zelfstandig te kunnen worden. Dat betekent ook dat emotionele uitingen van een ouder in het geval van huiselijk geweld, kindermishandeling en/of oudervervreemding op zichzelf niets hoeven te zeggen over het inhoudelijk ouderschap; een beschermende ouder zal emotioneel zijn en heeft erkenning en steun nodig, want is juist dan de ouder die de gezonde ontwikkeling van het kind kan waarborgen.

  3. Het kind kan extra steun nodig hebben van een vertrouwenspersoon bij wie het vrij is zich te uiten en te ontdekken hoe het bij zichzelf kan blijven in wat het meemaakt. Zulke steun ontlast ook een beschermende ouder. Een vertrouwenspersoon die begrijpt dat ‘opkomen voor jezelf’ in relatie tot een verstotende ouder toenemende onveiligheid voor het kind kan betekenen als er mogelijk sprake is van pathologie bij deze ouder. Een vertrouwenspersoon die begrijpt dat de informatie die het kind geeft van het kind zelf is en dat het kind voor de ontwikkeling van een gezond ik- en jij-besef juist zelf regie nodig heeft over wat wel of niet met derden wordt gedeeld. Misbruik van informatie van het kind is juist kenmerkend voor de relatie van het kind met de verstotende ouder. De informatie wordt misbruikt om het kind van zichzelf te vervreemden én om de andere ouder te belasten en de professional te overtuigen. Door informatie van het kind openbaar en met beide ouders te delen maken we het kind uitermate kwetsbaar in een relatie met een verstotende ouder en neemt de onveiligheid voor het kind in die relatie toe. Het kind zal dan voor de eigen veiligheid de mond houden.

  4. Het kind heeft van iedere professional nodig dat het serieus wordt genomen in wat het wel of niet zegt. Dat de professional aan de hand van de feiten in de voorgeschiedenis en de herkenbare patronen in het gedrag en de communicatie van een verstotende ouder weet vanuit welke situatie het kind iets zegt en waar het kind en zijn vader of moeder mee worden belast. Schrijven we wat het kind zegt toe aan een (beschermende) ouder die het kind zou opzetten tegen de verstotende ouder, dan neemt de onveiligheid van het kind toe en de machteloosheid van het kind en de ouder ook. Ook dan zal het kind de mond houden, omdat het kind het contact met de beschermende ouder kan verliezen.

  5. Het kind dat in functie van een verstotende ouder in de scheiding wordt ingezet en extreem wordt belast, evenals een ouder van het kind die wordt belast, heeft een uitermate groot belang bij een spoedige afwikkeling van de scheiding en een definitieve eindsituatie waarin geen derde partijen meer betrokken zijn. Zolang derden betrokken zijn, blijft het kind in functie van de verstotende ouder en wordt belast om iedere derde – professional, school, familie en vrienden – te kunnen inzetten voor het diskwalificeren en buiten spel zetten van de andere ouder. Met name bij pathologie zal het onderliggende motief van een ouder niet veranderen. Is de andere ouder voldoende bewust, weerbaar en draagkrachtig om de persoonlijke ontwikkeling van het kind in zijn of haar ervaringen te bevorderen en zich neutraal op te stellen naar de andere ouder, dan zou dit criterium moeten zijn om de betrokkenheid van derden te beëindigen.

Een aantal signalen bij het kind kunnen erop wijzen dat ouderverstoting een feit is

  1. niet-empathisch gedrag laten zien, wreedheid
  2. onredelijk, grof en/of diskwalificerend zijn tegen de andere ouder
  3. zich opeens heel anders opstellen naar die ouder
  4. vermijden van confrontatie met die ouder, het kind is bijvoorbeeld angstig om de andere ouder (spontaan/op straat) tegen te komen
  5. weigeren te reflecteren op de eigen situatie
  6. dreigen geen contact meer op te nemen
  7. telefoon en app blokkeren

Welke signalen kenmerken een verstotende ouder?

Een verstotende ouder:

  1. is charmant zolang men doet wat hij of zij wil. Doet men niet wat de verstotende ouder wil, dan zal deze je bestrijden, diskwalificeren en aanklagen of zich terugtrekken uit het contact
  2. schept verwarring en onrust om af te leiden van de eigen rol en om mensen tegen elkaar op te zetten (verdeel-en-heers)
  3. geeft op vragen nooit een concreet antwoord of komt niet tot definitieve afspraken die ook werkelijk zo uitgevoerd worden. Verandert steeds van onderwerp om discussie in stand te houden
  4. ziet in het onderwerp kind of het iets willen wijzigen van een bestaande afspraak aanleiding om steeds de andere ouder te benaderen met een ogenschijnlijk gewone vraag om de aandacht vast te houden van de andere ouder in de tijd dat het kind bij die ouder verblijft. Antwoordt de ouder niet, dan wordt de ouder verweten dat het niet over het kind overlegt en de slechte ouder is (de paradox)
  5. toont structureel een discrepantie in wat men feitelijk doet en wat men zegt of beweert
  6. is stellig dominant of juist slachtoffer en neemt geen verantwoording voor een eigen aandeel
  7. legt alles wat negatief is zwart-wit bij de ander; doet zelf wat over de ander wordt beweerd
  8. heeft, welke woorden ook worden gebruikt, steeds de boodschap: ‘Ik ben geweldig, het kind heeft het geweldig bij mij’ en verwijt en diskwalificeert de andere ouder
  9. blijft gericht op de andere ouder en niet op het kind
  10. gaat pas akkoord met hulp voor het kind als hij of zij daartoe wordt gedwongen of als het kind zodanig onder controle is dat het zegt wat een verstotende ouder wil dat het zegt
  11. wil de hulpverlener beïnvloeden en/of aanwezig zijn bij het gesprek met het kind
  12. gebruikt steeds hetzelfde gedrag en communicatie (zie onder het kopje pathologisch gedrag)
  13. richt zich in gesprek meestal naar de derde aanwezige en praat dan over de andere ouder, soms alsof deze er niet bij zit
  14. wenst geen parallel ouderschap, maar gezamenlijke gesprekken, zodat er toegang blijft tot de andere ouder en het kind
  15. creëert problemen; soms door het kind zodanig ernstig te belasten dat het kind problemen ontwikkelt, zodat er (opnieuw) aanleiding is dat ouders met elkaar zullen moeten overleggen in het kader van hun gezamenlijk ouderschap
  16. is in staat om kinderen zodanig ernstig te belasten dat het kind niet meer naar die ouder toe wil en de andere ouder vervolgens te beschuldigen van ouderverstoting
  17. blijft procederen, soms met steeds wisselende advocaten
  18. gaat inhoudelijke gesprekken over wat het kind nodig heeft uit de weg en heeft moeite om zich te houden aan wat hij of zij erover zegt

Welke signalen zijn momenteel herkenbaar en wat kenmerkt de ouder die verstoten wordt?

  1. de ouder kan heel emotioneel zijn
  2. de ouder kan wat hij of zij zegt met feiten, filmpjes, opnames e.d. willen onderbouwen
  3. de ouder kan zich in gesprek voortdurend willen verdedigen tegen uitspraken van de verstotende ouder
  4. de ouder kan gaan zwijgen en zich niet meer betrokken tonen
  5. de ouder kan verzoeken om een individueel gesprek
  6. de ouder kan in conflict raken met de derde betrokken professional en deze verwijten eenzijdig partijdig te zijn 
  7. de ouder heeft bij doorvragen inhoudelijke kennis over wat kinderen in algemeenheid nodig hebben
  8. de ouder kan verbanden leggen tussen verleden, heden en toekomst en kan vooruitkijken naar wat het kind van de ouder nodig heeft als het de zelfstandige leeftijd van 18 jaar heeft bereikt
  9. de ouder kan in gesprek over wat het kind nodig heeft
  10. de ouder houdt zich aan afspraken
  11. de ouder is in staat tot bewustwording en gedragsverandering en kan dus handelen en meewerken in belang van het kind
  12. de ouder die niet gezien wordt, kan onredelijk worden als gevolg van trauma en/of PTSS

De bescherming van het kind en ouders

In de hele keten bij scheiding, van hulpverlening, politie, Veilig Thuis, jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming e.a., tot aan het recht aan toe is de inzet om het kind te beschermen, maar realiseren we die bescherming van het kind vooral door regie te houden over beide ouders op basis van de aanname dat het probleem van het kind een loyaliteitsprobleem is door twee strijdende ouders. De aandacht gaat naar de rechten en plichten van de beide ouders die gezamenlijk verantwoordelijk zijn en voor oplossingen blijven zij van elkaar afhankelijk. Is het probleem inderdaad dat de ouders te veel strijden ten koste van het kind, dan volstaat deze benadering. Maar dan zou de inzet van professionals over het algemeen kort kunnen zijn en is er beperkte noodzaak voor drang- en dwangmaatregelen.

Als een strijd niet over gaat, is er meer aan de hand!

Als een strijd niet overgaat, dan zijn er belangen die verder gaan dan de scheiding of de belangen van het kind. In ieder geval is er een belang van een kind dat er zo spoedig mogelijk een oplossing komt, want is er strijd of wordt het kind door één ouder ingezet of misbruikt, dan is het kind altijd de dupe. Blijft de aanname dat er alleen strijd is tussen twee ouders, terwijl er feitelijk sprake is van oudervervreemding, dan laat de praktijk zien dat er wordt opgeschaald, nieuwe trajecten worden ingezet, OTS keer op keer wordt verlengd, etc., met zeer ernstige gevolgen voor een kind én een ouder. De ouder die wordt verstoten, wordt ertoe gedwongen mee te werken aan maatregelen die de vervreemding niet aanpakken. Het kan ertoe leiden dat een ouder die wordt verstoten keer op keer in gesprek moet blijven met de verstotende ouder, terwijl ondertussen het kind structureel door de verstotende ouder wordt aangetast in de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid, in de war wordt gebracht en tegen de andere ouder wordt opgezet. Juist dan is er spoed met het bereiken van een eindsituatie voor het kind en allebei de ouders. Ook voor de verstotende ouder is een snelle eindsituatie bevorderlijk. Het voortdurend aanspreken van beide ouders op hun gezamenlijke belang schaadt ook de verstotende ouder. Die wordt op deze manier gestimuleerd om een strijd met inzet van het kind in stand te houden waaruit hij of zij naar voren kan komen als de beste ouder en de ouder bij wie het kind het goed heeft. Naarmate die strijd kan voortduren, wordt het risico van afbreuk voor deze ouder steeds groter.

Als de professional of het recht eerst met de verstotende ouder meegaat in diens beeld van de situatie en dit bevestigt met bijvoorbeeld een zeer uitgebreide zorgregeling, en dan na verloop van tijd de verstotende ouder erop aanspreekt dat deze geen goede ouder is, dat er diagnostiek nodig is en dat de onbegeleide omgang in belangrijke mate wordt teruggeschroefd, kan dit leiden tot gevaar voor het kind en de andere ouder:

‘Ik het kind niet, jij ook het kind niet’.

Een verstotende ouder is op de andere ouder gericht en het kind heeft een functie om de andere ouder te treffen en alles af te nemen.

Willen we oplossingen?

Dan zal iedere professional en het recht dienen aan te sluiten bij de werkelijke problematiek van het kind en zijn of haar vader en moeder

 

Normaal ouderschap als voorzet voor oplossingen

In plaats van het frame van het loyaliteitsconflict, is het criterium van normaal ouderschap na scheiding leidend. Een ‘loyaliteitsconflict’ is een interpretatie van gebeurtenissen die vaak niet inhoudelijk is onderbouwd. Normaal ouderschap na scheiding biedt een inhoudelijk kader om gebeurtenissen bij een scheiding te interpreteren en beoordelen. Uitgangspunt is dat het kind een eigen relatie heeft met elke ouder apart. Daarnaast hebben ouders, wat het kind betreft, alleen een relatie om het ouderschap af te stemmen. Die relatie is wenselijk, maar niet noodzakelijk voor de ontwikkeling en veiligheid van het kind (zie schema; hierin staat het kind onderaan en staan de ouders in beide hoeken boveninn de driehoek). Iedere ouder is verantwoordelijk voor de eigen keuzes in gedrag en communicatie.

 

In het eerste contact worden beide ouders geïnformeerd over het criterium dat door iedere professional en in het recht wordt gehanteerd bij scheiding. Het is ouders duidelijk dat niemand voor of tegen één van de ouders is of zal zijn, en dat we uitsluitend kijken vanuit het perspectief van het kind en zijn of haar draagkracht. Beide ouders kunnen hulp krijgen bij het nemen van regie om aan het criterium van normaal ouderschap te voldoen. Het is ouders duidelijk dat de professional zijn of haar expertise inzet om de regie van een ouder of beide ouders te versterken en dat het geen doel is om de regie van een ouder of beide ouders over te nemen. Het criterium van normaal ouderschap blijft leidend en in het dossier worden geen interpretaties, maar feiten genoteerd, zoals het feitelijk gedrag en de communicatie, en eventueel wat feitelijk voor ondersteuning wordt ingezet voor de ouders samen of voor iedere ouder apart en/of voor het kind. De inhoud van het dossier is transparant en heeft het doel dat de ouders zelf regie kunnen nemen in normaal ouderschap ten behoeve van hun kind.

Informatie die in het eerste contact wordt gegeven als toetsingskader voor normaal ouderschap na scheiding:

  • De partners zijn uit elkaar en gaan ieder hun eigen weg.
  • Het kind houdt altijd de eigen relatie met de ene en met de andere ouder.
  • Het diskwalificeren van de andere ouder wordt niet gezien als goed.
  • De relatie met de eigen ouder is van het kind zelf.
  • Het kind is een eigen persoon (hoe klein ook) en heeft recht zichzelf te leren verhouden tot zowel zijn of haar ene als de andere ouder.
  • Het kind heeft recht op ouderschap waarmee het een stevig zelfstandig persoontje kan worden.
  • Beide ouders zijn bereid zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden aan het kind met afspraken voor het kind en zijn bereid zich daaraan te houden. Zij richten zich met de afspraken op hun eigen leven en investeren in de eigen band met het kind.
  • De scheiding kan voor het kind emotioneel zijn en het kind heeft recht op een vertrouwenspersoon waar het kind vrij is zich te uiten, emoties mag verwerken en kan investeren in de eigen persoonlijkheid – wat het ook meemaakt, loyaal kan zijn aan zichzelf.
  • Ouders kunnen van de vertrouwenspersoon tips ontvangen.
  • De scheiding kan voor partners of een partner emotioneel zijn en daar is alle begrip voor en men kan daarin worden ondersteund, maar emotionaliteit is geen criterium voor goed of slecht ouderschap.
  • Het kan moeilijk zijn om het kind het contact met de andere ouder te gunnen, maar binnen normaal ouderschap houdt de ouder voor ogen dat het kind altijd zelf een relatie heeft en zal onderhouden met allebei de eigen ouders. Ook als een ouder zorgen heeft over de veiligheid van het kind bij de andere ouder.
  • Ouders die het belang van het kind vooropstellen, communiceren feitelijk naar elkaar en uitsluitend ten behoeve van het kind.
  • Ouders wisselen informatie uit en overleggen over het kind op momenten dat dit relevant is en ten behoeve van het kind. Zo nodig wordt hiervoor een vast moment gekozen.
  • Het kind heeft recht om zich in de tijd dat het bij de ene of de andere ouder is, vooral te kunnen richten op het eigen leven bij en met die andere ouder.

Signalering en keuze van beleid

  1. Heeft de professional een ‘niet-pluis-gevoel’? Is een ouder niet in staat tot normaal ouderschap dan is de communicatie niet wederzijds. Zorgvuldige en gerichte vraagtechniek (communicatie) kan meer duidelijkheid geven, maar in ieder geval is een ‘niet-pluis-gevoel’ aanleiding alert te zijn op diverse scenario’s. We houden de deur open om met ouders apart te praten en onze eerste beeldvorming bij te stellen, ook later in het proces.
  2. Bij een scheiding spelen veel verschillende belangen. We kijken niet meer vanuit een vaste stellingname over de ouders, maar we kijken vanuit de positie van het kind naar het gedrag en de communicatie van de ene en dat van de andere ouder, en naar wat dit gedrag van elk afzonderlijk betekent voor de relatie met het kind en voor zijn of haar persoonlijke ontwikkeling.
  3. Binnen het criterium van normaal ouderschap na scheiding worden beide ouders begrensd. Is een ouder bereid of in staat aan het criterium te voldoen en/of hier zelf in te investeren? De gedrags- en communicatiepatronen die zich herhalen komen dan binnen het criterium van normaal ouderschap na scheiding altijd naar voren en zijn voor iedere professional waarneembaar. De feiten in de voorgeschiedenis worden meegenomen, evenals de verhalen van afzonderlijke personen, die ook als afzonderlijke verhalen worden behandeld.

Op basis van signalering en de deskundigheid van de professional leidt dit tot een keuze van beleid

  1. Zijn beide ouders bereid en in staat tot normaal ouderschap, dan volstaat bemiddeling en eventueel steun aan één of beide ouders ten aanzien van hun eigen belemmeringen.
  2. Is één ouder niet in staat tot normaal ouderschap, zoals bij oudervervreemding, dan is dit een contra-indicatie voor bemiddeling en een indicatie voor parallel solo ouderschap (waarbij ouders elk hun eigen ouderschap vormgeven op basis van strikte afspraken over de omgang en minimale omgang tussen beide ouders); erkenning en versterken van de regie van het kind en van de andere ouder met mogelijkheden. Tegelijk wordt naar beide ouders en dus ook de verstotende ouder met onmogelijkheden de duidelijke begrenzing van normaal ouderschap na scheiding gehandhaafd, zodat beide ouders geholpen kunnen worden om zich te blijven richten op wat het kind nodig heeft. Naar de verstotende ouder communiceren we duidelijk dat deze altijd gebruik kan maken van de expertise van de professional om zelf regie te nemen, ook als dit leidt tot diskwalificatie van de professional of instantie. Feiten worden opgenomen in het dossier en hier is duidelijkheid over. Zowel in de hulpverlening als in het recht zullen de eigen keuzes in gedrag en de communicatie van een ouder effect moeten hebben op de persoon zelf. Het belonen van ongewenst gedrag stimuleert een ouder om het ongewenste gedrag te herhalen.
  3. Zijn beide ouders niet in staat tot normaal ouderschap, dan volgt er een overweging over een 50/50 regeling voor het kind, maar zal te allen tijde de draagkracht van het kind leidend zijn. Het kind heeft recht op erkenning en regie om het eigen leven vorm te kunnen geven, ongeacht wat het meemaakt. Een gezonde ontwikkeling begint altijd bij het kind. Het handelen van de professional is gericht op het einddoel.

Het recht – als ouders niet tot gezamenlijk gedragen afspraken komen…

  • Voor een verstotende ouder zijn juridische procedures regelmatig middel om strijd in stand te houden. In de rechtbank staan ouders per definitie tegenover elkaar. Dit is het zogeheten toernooimodel.
  • De rechter wordt door alle partijen geïnformeerd, objectiveert de belangen van alle partijen, zo ook deze van het kind, en besluit naar de wet.
  • De advocaat vertegenwoordigt de belangen van één ouder. Ter bestrijding van oudervervreemding en kindermishandeling heeft een advocaat die de ouder vertegenwoordigt ook een verantwoordelijkheid naar het kind toe; de verantwoordelijkheid zich te verdiepen in het hele dossier en te onderzoeken of men door cliënt volledig en juist is geïnformeerd wat betreft de veiligheid en ontwikkelingsmogelijkheden van het kind en met welke intentie de cliënt wenst te procederen. Iedere advocaat heeft een keuze om de cliënt te adviseren en te bewegen om wel of niet te procederen en/of te procederen op een wijze waarop duidelijk ook op het belang van het kind gereflecteerd wordt. De advocaat die zijn of haar cliënt uitsluitend vertegenwoordigt door te trachten de andere ouder volledig te diskwalificeren, schaadt per definitie het kind.

Is ouderverstoting een feit, dan hebben professionals en het recht en de plicht om oplossingen voor contactherstel te bieden aan het kind en een ouder, ten behoeve van een gezonde identiteitsontwikkeling van het kind.

Ook als contactherstel moeilijk te realiseren is, bijvoorbeeld omdat het contact al lange tijd verbroken is en/of kind zeer stellig is in de overtuigingen over de andere ouder, is het van belang om de ouderverstoting niet als werkelijkheid aan te nemen. Belangrijke overwegingen hierbij zijn:

  • Het kind zal zich zelf moeten kunnen (leren) verhouden tot een verstotende ouder én zijn of haar andere ouder, ook om uit het mishandelingspatroon te kunnen groeien.
  • Zijn beide ouders niet in staat om het belang van het kind voorop te stellen, dan blijft de eigen ervaring van het kind met de eigen ouders van belang voor de eigen meningsvorming en identiteitsontwikkeling, alsmede voor acceptatie, verwerking en om stevig loyaal te (leren) blijven aan zichzelf.
  • Bij ouderverstoting, waarbij een ouder niet in staat is het belang van het kind voorop te stellen, doet deze ouder een voortdurend appel op het kind om de eigen identiteit op te geven. Het kind heeft recht te worden behoed voor verlies aan identiteit.
  • De samenleving heeft belang bij volwassenen die in staat zijn bij te dragen en verantwoording kunnen nemen voor het eigen gedrag.
  • Bij ouderverstoting is het contact verbroken met een (verbindende) ouder die het kind kan behoeden voor verlies aan identiteit. Voor de ouder is dit traumatiserend (risico van chronische PTSS) en deze heeft recht op bescherming.
  • De verstotende ouder biedt de andere ouder geen toegang tot het kind, dit is niet rechtmatig.

Voor oplossingen zijn erkenning en de vaardigheid van de professional cruciaal. Contactherstel tussen een ouder en het kind vergt een periode van exclusieve aandacht voor die band, los van enige invloed van een verstotende ouder. Het recht kan hierin voorzien. Als voorbeeld verwijzen we naar www.buildingfamilybridges.com.

Deze tekst werd geschreven door Joke de Jong, directrice bij Expertise & Studiecentrum VSNO